Dan is de grote dag zover, de nieuwe aanwinst komt op zijn nieuwe adres aan, bij jou als eigenaar! Hier volgen enkele goede tips om alles zo goed mogelijk te laten verlopen. Lees ze aandachtig door enne…. dit advies geldt ook voor de gevorderden onder ons!
Aankomst
Daar komt ie dan, opgewonden zijn nieuwe omgeving verkennend. Zelf ben je ook bloednerveus: “hoe zal het gaan, en wat vinden de anderen van mijn nieuwe aanwinst?”
Trek je van dat laatste ten eerste vooral NIETS aan. De paardenwereld is een boeiende, maar ook aparte wereld, en de paardenmensen onder elkaar zijn vaak net zo krengerig als dat een kudde paarden is als er 1 emmertje met brok in de wei voorgeschoteld wordt. Heel vaak weet de omgeving van alles over je nieuwe paard te vertellen, positief dan wel negatief. Sla je eigen weg in, luister enkel naar de raad van degene die echt verstand van zaken heeft, zoals bijvoorbeeld een staleigenaar. De toekomst zal uit moeten wijzen of je de juiste keuze hebt gemaakt.
Ik raad aan een paard in een nieuwe omgeving eerst een tijd op stal te laten staan. Dit zodat hij rustig aan zijn nieuwe omgeving en eigenaar kan wennen. Laat tante Truus en oom Joop met de kinderen niet te lang bij de stal blijven staan, het paard moet nog wennen en kan dit het beste doen in rust. Om voor te blijven dat het paard gaat denken: – jihaa lekker adres hier, ik ga fijn paard zijn tussen mijn nieuwe soortgenoten en die nieuwe baas, wie was dat ook weer? – vind ik het in de wei zetten even geen goed idee. Mijn 19 jarige Z2 paard Felix is zeer goed opgevoed, maar als ie een tijd in de kudde heeft gestaan en ik haal hem dan naar binnen om te poetsen e.d. is ie helemaal woest en dol. Je zou er niet meer opdurven als je niet beter wist.
Even loslaten in een paddock zodat er even lekker gerold kan worden en de omgeving verkend kan worden is wel een goed idee.
Huisvesting
Nadat jullie vertrouwd zijn met elkaar is weidegang, zelfs 24/7, natuurlijk te prefereren boven iedere andere vorm van huisvesting. Pas wel op met te eiwitrijk voorjaarsgras, en denk eraan dat een paard dient te worden bijgevoerd als er niets meer te halen valt in de wei, of na augustus wanneer het gras geen voedingswaarde meer heeft. De paarden bij ons die dag en nacht buiten staan de gehele winter, waaronder ook Felix, gedijen het beste, beter als hun stalgenoten , maar zij krijgen onbeperkt voordrooghooi/kuil en extra’s zoals mangelpeen. Ook kunnen zij bij ons op de wei plaatsen vinden waar ze droog staan. Een paard kan heel goed tegen kou, maar minder tegen constant natte voeten.
“Moet je nu wel of geen deken gebruiken als ze dag en nacht buiten staan? Wanneer gebruik je eigelijk een deken?”
Nou, na kapitalen aan dekens naar de filistijnen te hebben zien gaan en Felix zijn manen en borstharen helemaal waren afgeschuurd door de dekens, heb ik besloten dat ik dit jaar zonder doe. De paarden die zonder deken dag en nacht buiten stonden zaten veel beter in hun vacht als Felix met zijn dure all weather deken.
Let wel, deze paarden zijn winterhard gemaakt. Die hebben dus vanaf de herfstperiode buiten gestaan dag en nacht, en een natuurlijke jas aangemaakt. Ze zijn niet dagelijks intensief gepoetst en worden niet ineens na de herfst dag en nacht in het land gezet.
Als je paard bezweet is na het rijden leg je hem een zweetdeken op, het liefste een puur wollen. Dit opdat het nat de deken in trekt.
“Ja , maar buiten regent het toch ook? Dan wordt ie ook nat?”
Klopt maar dan werken de haren van een goede wintervacht als een soort dakje, de regen treft dan niet de huid. Als het paard zweet werkt het nat vanuit de huid, dit is een groot verschil en hij kan dan makkelijk een kou pakken. De stalpaarden leggen wij staldekens op, vanaf het eind van de zomer. Dit opdat zij kort in het haar blijven , en dus minder makkelijk zweten. Zweten zij toch , leggen we weer een wollen deken op, die we na een uur weer omwisselen voor een staldeken.
Longeren
Goed longeren is zeer belangrijk! Je nieuwe aanwinst kent als hij bij Stal Doorstap is gereden en ingereden, het longeerwerk.
Dit is hem vertrouwd, dus het is een goed idee om daarmee te gaan beginnen. Je leert elkaar goed kennen vanaf de grond, je hoeft niet te gaan vechten tegen opspringende kabouters die je paard altijd wel ziet, zeker in een nieuwe omgeving. Goed longeren is net zo moeilijk als goed paardrijden. Beiden kun je echter wel zo goed mogelijk onder de knie proberen te krijgen. Zorg steeds dat je “de rust erin” longeert. Laat een paard niet als een dolle aan de lijn rondbanjeren. Het paard kijkt naar wat jij doet,en naar wat je aangeeft, dat is tenminste de bedoeling. Jij dient de leidende merrie én de tempobepalende hengst te zijn, die de kudde aangeeft waar naartoe te gaan en in welke snelheid.Je plaats hierin aan de longe is schuin achter het paard. Zou je een longeerzweep naar voren wijzen, vorm je met de lijn , de zweep en jezelf een taartpunt ter hoogte van het paard. De zweep dus gericht op de achterhand. Hoe meer geoefend jullie zijn, hoe minder een constant naar voren wijzende zweep als aanwijzing nodig is.
Vorm een taartpunt met de zweep, de longe en het paard.
De drang naar voren die je erin wilt brengen d.m.v. zweep, lichaamstaal en stemgebruik kun je zien als de hengst in de kudde, die het tempo bepaald. Je wijzende arm met de longeerlijn is de leidende merrie.
Joswitas’s rechterarm vormt de tempobepalende hengst, haar linkerarm de leidende merrie. Volgt het paard de commandos’s op, kun je de armen weer laten zakken.
Begin met een longeerlijn die uit de knoop is, op de een of andere manier is dat altijd zo, als je hem voor de dag haalt zitten er knopen in. (Doen vast stalkabouters ‘snachts). Pak een goed zwiepende longeerzweep, ik prefereer zelf een vrij korte koetsierzweep met een fijn zwiepend touwtje omdat een lange longeerzweep erg zwaar is in gebruik, zeker als het flink geregend heeft en hij de grond geraakt heeft. Dan verliest hij zijn kort maar krachtige, DRIJVENDE hulpdienst!
We beginnen nu voor het gemak maar even op de linkerhand. Dit is meestal de makkelijkste kant voor paard en ruiter. Maak met de auto of de fiets maar eens een scherpe bocht naar links, en dan een naar rechts, je zult merken dat die naar links makkelijker is! Dit betekent natuurlijk niet dat je alleen longeert op de linkerhand, wissel tijdig af. Van de andere kant is het ook niet zo dat als een paard rechts vast zit, je die kant meer moet pakken, gewoon afwisselen blijft het beste.
Je zet het paard in een omheind stuk van minimaal 15 bij 15 meter. 20 bij 20 is optimaal, de grote volte van een 20/40 bak dus.Met band is zo’n omheining makkelijk te verwezelijken. Plaats hem op de volte. Draai de teugels in, of haal ze eraf.
Het indraaien van de teugels: Maak de keelriem los. Draai de teugels in een aantal slagen over elkaar heen, haal daar de keelriem doorheen, en maak deze weer vast.
Maak de longeerlijn vast aan het bit. Er zijn hier meer manieren voor, maar ik werk zelf gewoon rechtstreeks aan de binnen bitring, natuurlijk boven de bijzetteugels. Sla de lijn in lagen over je linkerhand heen, zodat je eenvoudig kunt verlengen en verkorten. De bundel die je overhoudt houd je in je rechterhand, waar je ook de zweep hebt. Houd de lijn in je linkerhand exact hetzelfde als de teugel tijdens het rijden, dus de lijn tussen je ringvinger en je pink in, je vuist met gesloten vingers waarin de lijn ligt, de duim ligt op de lijn, je hand is verticaal. Zo kun je straks je pols gaan openen en sluiten, precies zo als tijdens het rijden.
Tijdens deze voorbereiding heb je de punt van de zweep achter je, in je rechterhand, met je vuist om de zweep heen, onderhands. Je blijft zelf zo rustig mogelijk in je bewegingen, staat ontspannen rechtop en gebruikt weinig tot geen stemgebruik. Op het stemgebruik kom ik nog terug.
Je vraagt nu het commando tot stappen, je linkerarm wijst even in de richting waar ie naar toe moet (leidende merrie) en je rechterpols en je vingers toveren de zweep naar voren, bovenhands, ter hoogte van net achter de staart (tempobepalende hengst). Kun je volstaan met een kort en eenvoudig stap commando is dit prima, en laat je de zweep weer achter je. Gaat het paard vooruit na het naar voren halen van de punt van de zweep, draai je je pols en vingers zo dat hij weer achter je wijst.
We beginnen in stap, en dat is meteen het allermoeilijkst. Lukt het je nog niet, vraag dan meteen een draf. Dit kan weer door het stemgebruik ( de drrrrrrrrrrraf) en/of de hulp van de punt van de zweep.In de draf zal het makkelijker zijn om het paard voorwaarts te houden, en om de benodigde lichte druk op de lijn te houden, zodat je wat kunt gaan vragen. Loop hier rustig mee in een kleine cirkel net achter je paard.
Vanuit de draf gaan we weer terug naar de stap. Door het afwisselen hierin leert het paard jouw commando’s. Let steeds op je lichaamstaal. In draf liep je wat mee, je wilt nu dat hij gaat stappen en je vertraagt je eigen tempo. De zweep houd je laag achter je. Komt je aanwijzing nu nog niet door dan ga je stilstaan, en verkort de longelijn. Stapt het paard, stap je weer rustig in een kleine circel mee.
Het stilstaan doe je zelf ook als je het commando halt geeft. Eventueel met een opgestoken longearm zoals het politie stopteken. Dit geval dus de linkerarm, want we waren nog steeds aan het longeren op de linkerhand.Breekt het paard hier toch doorheen ga je snel naar links, zodat je voor de voorhand komt te staan. Hij zal dan moeten stoppen! Door dit trucje leer je hoe belangrijk het is, om tijdens het longeren steeds ACHTER het paard te blijven.
Voor het commando galop gebruik ik 3 woorden, nl: LET OP; GALOP en JA op het moment dat ie aan moet springen. Ik vraag stelling d.m.v. mijn hand en de zweep. De bedoeling is niet dat hij sneller gaat draven, maar dat hij de energie naar boven gaat richten i.p.v. naar voren, en dus aanspringt in galop. D.m.v. de stelling die jij vraagt met zijn binnenbeen voor. Ik loop hierbij weer mee, zoals ik in de draf deed.
We gaan nu van hand veranderen. We hebben het paard halt laten houden en plaatsen het op de longeercircel met het hoofd naar rechts. Dan gelden verder exact dezelfde regels.
Vergeet niet te WIJZEN. Door dit wijzen geef je nl. ook de longe vrij om het paard de RUIMTE te geven om voorwaarts te gaan
“Mooi dit alles in theorie, maar die rakker draait snel om!”
Dan ben jij helaas toch niet duidelijk en SNEL genoeg geweest in je hulpen. Blijf kijken naar je plaats ACHTER het paard, gebruik je wijzende arm goed, en wees snel genoeg met een kort maar krachtige extra drijfhulp via de zweep , waarbij slaan niet nodig is. Een paard reageert beter op een zwaaiend, dreigend uiteinde van je zweep, als op een klap hiermee! Een paard kan zijn gevoel totaal “uitzetten”. Neem in je hoofd als voorbeeld een stakend paard voor de kar, die zal BLIJVEN staan, al slaat de koetsier nog zo hard. Blijf dit staken ten aller tijden voor!
Wees met al je voorwaartse commandos (ook beenhulpen) kort en krachtig. Eis meteen reactie op een actie Zorg dat geen longe,- teugel, stem of lichaamshulp het paard tegenhoud in een reactie.
Het paard is gewend aan een korte, krachtige, felle beet van een kuddegenoot hoger in rang als deze dat nodig acht, en als het paard dus niet gereageerd heeft op een eerdere actie (aanwijzing). Let wel: deze kuddegenoot staakt METEEN zijn aanwijzing als het paard gehoorzaamt heeft! Denk na over je hulpen. Als een paard gereageerd heeft, al is het maar de minste reactie, stop dan meteen met nog een keer dezelfde aanwijzing geven. Geef niet te snel achter elkaar been,- en stemhulpen bij een traag paard. Hij zal dan niet meer reageren en in het ergste geval gaan staken, omdat ie het niet meer begrijpt. Als het paard aan de longe in draf of galop is, herhaal dan niet dat commando. Gaat het je te langzaam, gebruik dan je zweep met zwiepeffect. De leider van de kudde hoeft maar met zijn oor te draaien of met zijn staart te zwiepen om een duidelijk commando te geven, waar het paard op zal gehoorzamen.
En zo moet het zijn voor een gelukkig, doorsnee, paard, het geeft hem vertrouwen en hij zal blij zijn dat ie de verantwoording niet zelf hoeft te dragen.
Al ben je nog zo boos, gefrustreerd en/of driftig, BELOON het paard ALTIJD als hij uiteindelijk naast je stilstaat, juist na die verkeerde momenten; bijvoorbeeld die keer dat je de blaren op je vingers had staan omdat ie, in zijn longeerlijn verstrikt, op hol sloeg met jou erachteraan hangend, het moment dat ie zich NIET wilde laten vangen in de wei, en het moment dat ie al 4 keer was omgedraaid aan de longe om er daarna snel vandoor te schieten. Beloon als je hem eenmaal hebt, hij zal dit onthouden de volgende keren. Geef je hem een berisping op het moment van bedaren en naast je stilstaan, werkt dit geheel averechts (ACTIE – REACTIE).
Ben je wat verder met het longeren ga je werken met hulpteugels. “Waarom dat nu, ik vind dat onnatuurlijk voor een paard!”
Dat klopt. Maar dan is paardrijden zelf ook onnatuurlijk. Een paard is niet gemaakt om een ruiter te kunnen dragen, en zal dit moeten leren. Het paard loopt van nature met de hals en het hoofd omhoog. Moet het een ruiter gaan dragen, zal het moeten leren om de rug bol te gaan maken, om zo het gewicht te kunnen dragen. Stel je voor dat je op handen en voeten kruipt, met een kind op je rug. Je moet dan je hoofd omlaag brengen om vooruit te kunnen komen, en het kind te dragen. Zou je je hoofd omhoog brengen en je rug dus hol maken, krijg je onherroepelijk rugklachten. Dat geldt eveneens voor het paard! We gaan het dus leren “over de rug” te lopen.
We willen een voorwaartse drang, en een paard dat afbuigt, om zijn rug te gymnastiseren. De meeste paarden en grote pony’s van Stal Doorstap zijn bijgezet gelongeerd. Het voordeel van de ouderwetse bijzets is het rubber dat erin is verwerkt, dit geeft spanning en ontspanning wanneer het nodig is, wanneer zij correct worden gebruikt. Met elastieken halsverlengers heb je de kans dat het paard er finaal doorheen loopt. Een Pessoa teugel is zeer goed, maar vereist weer enige ervarenheid, evenals het werken met de dubbele longe of de “touwtjes”.
Je begint met de bijzets aan weerskanten vast te maken, op de longeercircel. Aan beiden kanten evenveel spanning.Begin met een lossere teugel, gaat dit goed span je net zo lang aan tot het paard met de neus op of net voor de loodlijn loopt. Dit is de denkbeeldige lijn die je kunt trekken van de neus recht naar de grond. Ik vind het in het begin niet zo erg als ie iets achter de loodlijn loopt, als je maar zorgt voor de voorwaartse drang.
Ben je wat verder, kun je stelling gaan vragen door de binnenbijzet tussen de voorbenen door vast te maken.
Je kunt werken met een longeersingel, maar in dit voorbeeld gebruikten we gewoon het zadel.
Blijf steeds denken aan de juiste longeerhouding! Vooral tijdens het voorwaarts gaan vanuit stilstand, met de bijzets aan. Denk aan je wijzende arm!
Bijzonder fijn is het om op een gegeven moment, als jullie geoefend zijn, een hele rijbak te gaan gebruiken, i.p.v. alleen de longeercircel. Waarbij je het paard op de lange zijdes kunt gaan laten verruimen etc.
AFWISSELING
Het spreekt voor zich, dat we een jong, en/of ongetraind paard niet te lang belasten op een cirkel. Longeer daarom niet langer bijgezet dan 10 minuten op beide handen. Ook voor een getraind paard is afwisseling erg belangrijk. Longeer en train daarom altijd kort en krachtig. Een ontspannen buitenrit mag langer duren als een intensive training, en ontdek eens hoe fijn het is om buiten de omheining dressuurmatig te rijden. De natuurlijke voorwaartse drang is dan aanwezig. Rijd je in de bak, wissel dan tijdig af in tempo, schakel tussen de tempi en in de gangen zelf, verander tijdig van hand. Doe alles wat het paard bezig houdt. Cavalleti brengt afwisseling en gymnastiseerd het paard. Al eens paardenvoetbal geprobeerd?
Op-/afstijgen
Je hebt vast wel eens een paard wat voor het eerst een ruiter of zadel op zich kreeg zien rodeoën. Dit is een natuurlijke reactie: het paard probeert het aanvallende object door middel van vluchten van zich af te krijgen. Je kunt je voorstellen dat correct op,- en afstijgen noodzakelijk is. Een jong paard zou de ruiter kunnen zien als de leeuw die hem bespringt vanaf zijn flanken, en dus willen gaan vluchten. Dat is een van de redenen dat wij hameren op correct op,- en afstijgen.
Begin met zorg dragen dat het paard stilstaat, bijvoorbeeld door een helper die hem vasthoudt. Deze staat het beste met zijn gezicht naar het paard toe, aan de voorkant. Is het paard echter doelmatig gelongeerd, zal het blijven stil staan met de helper stilstaand, meters van zich af!
Het opstijgen gaat op de volgende manier; je zult merken dat als je deze handigheid doorkrijgt je moeiteloos op een groot paard komt; zelfs al ben je hartstikke stijf….
Sta met je linkerschouder aan de linkerschouder van het paard. Pak de rechterteugel korter als de linker en houdt ze beiden in je linkerhand, liefst met een pluk manen erbij (zodat het paard niet in de mond wordt gestoord) ter hoogte van de schoft vast.
Pak met je rechterhand de stijgbeugel aan de zijkant vast. Blijf rechtop staan! Doe je voet tot net achter je tenen in de beugel, blijf steunen op je rechterbeen. Maak nu ACHTER ELKAAR drie sprongen PARALLEL aan het paard, richting zijn achterhand. Bij de derde sprong zet je af en zoek je op je gemak steun boven het paard. Zwaai je been zonder het paard te raken over zijn achterste heen en neem rustig plaats in het zadel. Op een jong paard blijf je even laag en geef je met je rechterhand jezelf de rechterbeugel aan (zie foto 6 van deze serie). Let op dat je hoofd dan NAAST de hals blijft.
Het afstijgen gebeurd op dezelfde manier als het opstijgen.Je zorgt dus allereerst dat het paard stilstaat. Een hoek van de bak nemen met het paard zijn hoofd in de hoek, is ook een goed idee.
Neem je teugels en de eventuele punt van je zweep in je linkerhand. Haal je rechtervoet uit de stijgbeugel en zwaai je been over zijn achterste heen, beiden zonder hem te raken! Ga met je bovenlichaam geheel liggen over het zadel, en haal je linkervoet uit de beugel. Stijg af en veer door je knieën, zowel om je eigen lichaam niet overmatig te belasten; als voor het paard om hem niet te laten schrikken (denk aan de springende leeuw).
Tekst en foto’s gemaakt door Melanie Mutsers. Indien u deze wilt overnemen, neemt u eerst even contact op.
Algemeen
Er is ernstige resistentie gebleken voor een aantal wormmiddelen. Ontworm niet lukraak omdat door te vaak te ontwormen paarden geen kans krijgen om natuurlijke weerstand op te bouwen tegen inwendige parasieten.
Om dit probleem te helpen voorkomen laten wij voortaan bij onze paarden een mestonderzoek uitvoeren door de dierenarts, zodat we weten óf de dieren wormen hebben en zo ja welke, zodat je met het juiste wormenmiddel werkt en de worm niet resistent wordt doordat een paard onterecht wordt ontwormd. Het is raadzaam om dit thuis om de paar maanden te herhalen. Je neemt een verse drol in een zakje mee naar de dierenarts en een half uur later weet je precies hoe het zit en óf ,- en met welk middel je moet ontwormen.